Vrijdag 13 mei 2011

Diefstal van virtuele goederen

“Gij zult niet stelen.” Diefstal is al lange tijd één van de meest voor de hand liggende misdrijven in het dagelijks leven. In de wet is diefstal in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), als volgt geformuleerd:

“Hij die enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegneemt, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, (…)”.

Dit heeft lange tijd goed gewerkt; wanneer je ’s ochtends alleen nog je doorgeknipte fietsslot ziet hangen weet je dat er waarschijnlijk sprake is van diefstal. Met de opkomst van onstoffelijke zaken en de online wereld is dit niet altijd zo vanzelfsprekend.

Volgens art. 1 Boek 3 Burgerlijk Wetboek zijn goederen “alle zaken en alle vermogensrechten.” Art. 2 stelt vervolgens: “Zaken zijn voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten.” De natuurkundige vraagstukken daargelaten is het maar de vraag of een virtueel goed (feitelijk slechts enen en nullen) wel een goed is in de zin van de wet.

De ontwikkeling aan de hand van uitspraken
De eerste keer dat aan de definitie van een “goed” met betrekking tot diefstal werd getwijfeld was in 1921, in het Elektriciteitsarrest. Een man had elektriciteit afgetapt en de vraag was of elektriciteit wel ‘enig goed’ was zoals bedoeld in de strafwet. Tot op dat moment werd aangenomen dat je alleen dingen kunt stelen die je ook vast kunt pakken, dus die voor menselijke beheersing vatbaar zijn. De Hoge Raad oordeelde dat onder ‘enig goed’ ook elektriciteit moest worden verstaan, ondanks het feit dat elektriciteit niet altijd direct zichtbaar is en normaliter slechts indirect waargenomen kan worden door het te meten of aan de hand van het effect ervan. Hiervoor was van belang dat elektriciteit een zeker zelfstandig bestaan heeft, een zekere waarde vertegenwoordigt, voor menselijke beïnvloeding vatbaar, overdraagbaar en accumuleerbaar is.

De volgende discussie was zestig jaar later in het Giraal geldarrest: In dit geval had een vrouw geld dat per ongeluk op haar bankrekening was gestort uitgegeven, en dus mogelijk verduistering gepleegd (art. 321 Sr). Ook hier was weer de vraag of het virtuele geld ‘enig goed’ is in de zin van de strafwet. Het verschil met elektriciteit is dat giraal geld niet voor mensen waarneembaar is. Elektriciteit is waarneembaar doordat je er een flinke schok van kunt krijgen, giraal geld is in wezen niets anders dan enen en nullen op een harde schijf die een bepaalde, door ons toegekende, waarde vertegenwoordigen. Echter, en zo overweegt de Hoge Raad ook, gaat het in beide gevallen om de waarde die het ‘goed’ vertegenwoordigt en die de wet probeert te beschermen. Een nieuw punt dat hierbij werd aangedragen is dat slechts één persoon over het geld kan beschikken.

Dit laatste argument was het cruciale punt in het ‘computergegevens geen goed?’ – arrest van de Hoge Raad in 1996. Het ging hier om een netwerkbeheerder die zonder toestemming computerbestanden had gekopieerd. Om te bepalen of er sprake was van diefstal kwam weer de vraag naar boven of de bestanden ‘enig goed’ zijn in de zin van de wet. Nee, zegt de Hoge Raad, om een goed te zijn dat gestolen kan worden is vereist dat ‘degene die de feitelijke macht daarover heeft deze noodzakelijkerwijze verliest als een ander zich de macht erover verschaft’. Doordat computerbestanden bij verplaatsing meestal gekopieerd worden kan er geen sprake zijn van diefstal, de oorspronkelijke eigenaar kan immers nog steeds over zijn bestanden beschikken.

Tenslotte kwam in 2009 een zaak voor het Hof in Leeuwarden (Hof Leeuwarden 10 november 2009, Runescape, LJN BK2773) waarbij een groepje jongens een virtueel amulet en masker in het computerspel ‘Runescape’ van een andere jongen afhandig hadden gemaakt onder dreiging met geweld. Hoewel het geweld in de “echte” wereld plaats vond, had de diefstal zelf in de virtuele wereld van het spel plaatsgevonden. Ook hier rees weer de vraag of het afhandig maken van een virtueel goed wettelijk gezien als diefstal te kwalificeren is. De rechter beantwoordde deze als volgt: Ten eerste was van belang dat de ‘bestolen’ jongen niet meer bij het masker en amulet kon nadat ze waren overgemaakt naar een ander account. De jongen was dus zijn feitelijke macht verloren doordat deze was overgegaan op de andere jongens. Wat betreft de waarde zegt het Hof dat de virtuele spelletjeswereld tegenwoordig niet meer kan worden afgedaan als louter illusie. Het feit dat dergelijke virtuele voorwerpen voor echt geld verkocht worden via virtuele marktplaatsen wijst er op dat een virtueel goed wel degelijk waarde kan vertegenwoordigen. Zoveel waarde zelfs, dat sommigen naar geweld grijpen om er over te kunnen beschikken.

Conclusie
De digitalisering van de samenleving zoals we die kennen dwingt ons de definitie van “een goed” na te gaan, en deze te interpreteren naar de behoeften van de digitale wereld. De huidige stand van zaken in de jurisprudentie is dat virtuele goederen gestolen kunnen worden, zolang de feitelijke macht verloren wordt door de oorspronkelijke eigenaar, deze verkregen wordt door de dief en het virtuele goed een zekere waarde vertegenwoordigt. De virtuele wereld mag voor velen dan nog een illusie lijken, zoals uit de voorbeelden is gebleken dringt het belang van virtuele goederen en bestanden niet alleen door in de maatschappij, maar ook in de rechtspraak.

Bronnen en verwijzingen

Elektriciteitsarrest (HR 23 mei 1921, NJ 1921, 564).
Giraal Geldarrest (HR 11 mei 1982, NJ 1982, 583).
Computergegevens geen goed? – arrest (HR 03 december 1996, NJ 1997, 574).
Conclusie op de uitspraak in cassatie (HR 26 juni 2011, LJN: BQ9251).
Prijswinnende scriptie van J.P. Kuhlman: Virtuele Objecten: Echt voor het Recht? (2010).