Dinsdag 29 november 2011

Auteursrecht I: Algemeen

Een schrijver wil niet dat een ander stukken uit zijn boek ongestraft kan overschrijven, de fotograaf wil niet dat een krant zijn foto plaatst zonder hem te betalen. In artikel 1 van de Auteurswet 1912 (Aw) wordt een definitie gegeven van auteursrecht. Het betreft ‘het uitsluitende recht van den maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, of van diens rechtverkrijgenden, om dit openbaar te maken en te verveelvoudigen, behoudens de beperkingen, bij de wet gesteld’. Dit artikel spreekt over een werk. Artikel 10 van de Auteurswet geeft een opsomming van wat er allemaal onder werk wordt verstaan, met als laatste het zinsdeel ‘en in het algemeen ieder voortbrengsel op het gebied van letterkunde, wetenschap of kunst. Op welke wijze of in welken vorm het ook tot uitdrukking zij gebracht.’ Hieruit blijkt dat het auteursrecht een veelomvattend recht is en dat het auteursrecht niet beperkt is tot de werken die in artikel 10 zijn opgesomd. De opsomming is dus niet limitatief.

Daarnaast spreekt het artikel over de bescherming van het uitsluitende recht van de maker. Dit betekent dat alleen de auteur het auteursrecht heeft en dat hij alleen zijn werk mag exploiteren en mag bepalen wat er mee gebeurt. Daarom wordt het auteursrecht ook wel een verbodsrecht genoemd.

Iemand kan het werk van een auteur in beginsel pas openbaar maken of verveelvoudigen na toestemming van de auteur. Het openbaar maken en verveelvoudigen van een auteursrechtelijk werk en de beperkingen daarop worden in het artikel ‘Auteursrecht II: Handhaving’ aan de orde gesteld.

Ontstaan van het recht
Auteursrechtelijke bescherming wordt van rechtswege verkregen. Dat wil zeggen dat voor verkrijging van het auteursrecht geen bescherming aangevraagd hoeft te worden. Bescherming ontstaat wanneer het werk wordt gecreëerd. Aan het werk zelf worden weinig eisen gesteld. Het werk moet door menselijke zintuigen waar te nemen zijn. Ook moet het werk origineel zijn. ‘Origineel’ wil zeggen dat het werk een eigen oorspronkelijk karakter moet bezitten en het persoonlijk stempel van de maker moet dragen. Deze oorspronkelijkheideis houdt in dat bij het tot stand komen van het werk de maker creativiteit getoond moet hebben. Deze creativiteit moet berusten op eigen persoonlijke smaak of voorkeur van de maker en niet uitsluitend op objectieve vereisten van technische of praktische aard.

Wie heeft het recht?
Het auteursrecht op een werk komt toe aan de maker of diens rechtverkrijgenden. De maker is degene die de geestelijke schepping tot stand heeft gebracht, niet de vervaardiger van het stoffelijk exemplaar. Een drukker van een boek is dus niet de maker ervan. Er dient verder onderscheid te worden gemaakt tussen de eigenaar van het auteursrecht en de maker van het auteursrechtelijk beschermde werk. Deze laatste hoeft niet per definitie altijd het auteursrecht te hebben. Het auteursrecht kan bijvoorbeeld als zelfstandig recht zijn overgedragen. Een architect bijvoorbeeld is de maker van een huis, niet de aannemer. Het is echter wel goed mogelijk dat de aannemer het auteursrecht verkrijgt.

Indien een werknemer een werk tot stand brengt dan wordt de werkgever als de maker van het werk beschouwd (art. 7 Aw). In veel bedrijven is dit het geval. Wanneer werknemers bij een bepaald bedrijf iets maken, wordt de werkgever de auteursrechthebbende; denk bijvoorbeeld aan het Senseo apparaat van Philips.

Ook kan de situatie zich voordoen dat het werk ondeelbaar is. Het gaat dan bijvoorbeeld om twee schilders die samen een schilderij maken. Het gevolg is dat er één werk ontstaat, waar de makers een gemeenschappelijk ondeelbaar auteursrecht op krijgen (art. 26 Aw).

Een auteursrechthebbende kan een natuurlijk persoon zijn maar ook een rechtspersoon (bijvoorbeeld een BV of Stichting). Een rechtspersoon kan dus ook maker van een werk zijn.

Tot slot moet er nog gezegd worden dat het auteursrecht vermoed wordt bij degene te liggen die als maker in het werk staat aangegeven (art. 4 Aw). Tenzij anders kan worden bewezen, is deze laatste dus auteursrechthebbende.

Wat houdt het recht in?
Als er sprake is van een inbreuk op het auteursrecht van een auteursrechthebbende, kan deze onder meer een verbod (art. 26d Aw), schadevergoeding (art. 27 Aw) of afdracht van genoten winst vorderen (art. 27a Aw). Ook bestaan er strafrechtelijke sancties (art. 31 e.v. Aw). Op die manier krijgt de auteur dan toch waar hij recht op heeft.

Duur van het auteursrecht
Als er sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk, dan vervalt dit pas door verloop van zeventig jaar na het overlijden van de maker (art. 37 Aw). Als de maker niet bekend is, dan vervalt het auteursrecht zeventig jaar nadat het werk voor het eerst openbaar gemaakt is.

Conclusie
De maker van een werk krijgt in beginsel het auteursrecht. Met dit auteursrecht verkrijgt hij het exclusieve recht van openbaar maken en verveelvoudiging. Vereist voor het ontstaan van een auteursrecht is dat het werk een eigen oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de maker draagt. De maker van het werk en de auteursrechthebbende zijn niet noodzakelijkerwijs dezelfde persoon. Verder kan ook een rechtspersoon de maker van een werk zijn. De auteursrechthebbende heeft verschillende rechten waarmee hij zijn auteursrecht kan handhaven. Ten slotte duurt het auteursrecht zeventig jaar na het overlijden van de maker. Daarna is het recht uitgewerkt.