Maandag 16 april 2012

Auteursrecht III: persoonlijkheidsrechten

Algemeen
De persoonlijkheidsrechten van de maker van een werk zijn vastgelegd in art. 25 Auteurswet (Aw). In het eerste lid staat een aantal rechten opgesomd die de maker van het werk behoudt, ondanks overdracht van het auteursrecht op het werk. In tegenstelling tot het auteursrecht (lees: de exploitatierechten) zijn de persoonlijkheidsrechten niet overdraagbaar, maar ze zijn wel vererfbaar mits dit in het testament van de maker is bepaald (art. 25 lid 2 Aw). Pas als het algemene auteursrecht vervallen is, vervallen ook de persoonlijkheidsrechten. Dit is dus wanneer 70 jaar na de dood van de maker is verstreken (art. 37 Aw, zie ook artikel Auteursrecht I: Algemeen). Als er niets bij testament is bepaald, vervallen de persoonlijkheidsrechten bij de dood van de maker. Verder kan de maker van het werk afstand doen van enkele van zijn persoonlijkheidsrechten (art. 25 lid 3 Aw), namelijk van zijn recht op naamsvermelding en van zijn recht zich te verzetten tegen openbaarmaking onder een andere naam voor zover het een wijziging in het werk of in de benaming betreft.

De afzonderlijke persoonlijkheidsrechten
Art. 25 lid 1 Aw kent vier verschillende persoonlijkheidsrechten. Allereerst noemt de wet het recht van de maker om ‘zich te verzetten tegen openbaarmaking van het werk zonder vermelding van zijn naam of andere aanduiding als maker, tenzij het verzet zou zijn in strijd met de redelijkheid’ (art. 25 lid 1 sub a Aw). De maker heeft dus het recht op naamsvermelding. Daarnaast kan de maker opkomen tegen het gebruik van een andere naam dan de zijne of tegen een wijziging in de benaming van het werk (art. 25 lid 1 sub b Aw). Hierdoor kan de maker zijn eventuele anonimiteit of pseudonimiteit handhaven.
Art. 25 lid 1 sub c Aw geeft de maker verder het recht zich te verzetten tegen wijzigingen in zijn werk, tenzij de wijziging van zodanige aard is, dat het verzet in strijd zou zijn met de redelijkheid. Hier moet een belangenafweging worden toegepast; niet elke wijziging is onrechtmatig tegenover de maker. Een wijziging in de essentie van het werk zal echter al snel onrechtmatig zijn.
Ten slotte kent de auteurswet de maker het recht toe zich te verzetten tegen ‘elke misvorming, verminking of andere aantasting van het werk, welke nadeel zou kunnen toebrengen aan de eer en goede naam van de maker of aan zijn waarde in deze hoedanigheid’ (art. 25 lid 1 sub d Aw). De grens tussen een enkele wijziging en een aantasting van het werk is zeer moeilijk (objectief) vast te stellen. De mate van oorspronkelijkheid van het werk kan meewegen in het oordeel of er sprake is van een wijziging of een verminking. Een wijziging in een schilderij van Corneille zal bijvoorbeeld eerder aantasting van het werk opleveren dan een wijziging in een auteursrechtelijk beschermde straatprullenbak vanwege het nutbeogende karakter van een prullenbak. Ook de omgeving van het werk kan een rol spelen bij de vraag of er sprake is van aantasting van het werk. In 2004 deed zich een zaak voor die de plafondschildering van de stadsschouwburg van Groningen 1Rechtbank Groningen, 10-09-2004, NJF 2004, 545. betrof. De plafondschildering was specifiek aangepast aan de kleuren van de rest van de schouwburg. Als een gedeelte van die omgeving een andere kleur krijgt, dan wordt de artistieke eenheid doorbroken en geldt dat als een aantasting van de reputatie van de maker. Over het recht zich te verzetten tegen een misvorming, verminking of aantasting is door de Hoge Raad in Jelles/Zwolle 2Hoge Raad, 06-02-2004, C02/282HR, IER 2004, 19. een belangrijke uitspraak gedaan ten aanzien van de afbraak van architectonische werken en monumentale kunst.

Jelles/Zwolle
Jelles was architect van het voormalige hoofdkantoor van Wavin. De gemeente Zwolle wenste dit aangekochte gebouw te slopen. In de zaak was de vraag aan de orde of Jelles zich tegen deze sloop kon verzetten met een beroep op zijn persoonlijkheidsrecht. De Hoge Raad kwam uiteindelijk tot het oordeel dat de totale vernietiging van een auteursrechtelijk beschermd werk niet kan worden aangemerkt als een aantasting van het werk in de zin van art. 25 lid 1, aanhef en onder d, Aw. Maar de Hoge Raad oordeelde verder dat de vernietiging van het werk misbruik van recht door de eigenaar kan opleveren, dan wel anderszins onrechtmatig kan zijn jegens de maker. Van zodanig misbruik of anderszins onrechtmatig handelen zal eerder sprake zijn, naarmate er minder exemplaren van dat werk bestaan. Bij unieke exemplaren, zoals vaak het geval is bij gebouwen, kan van de eigenaar worden verlangd dat hij slechts tot vernietiging overgaat indien daarvoor gegronde redenen bestaan en hij zorg draagt voor voldoende documentatie van het gebouw of de maker in de gelegenheid stelt het werk te documenteren.

Conclusie
Ondanks overdracht van het auteursrecht behoudt de maker zijn persoonlijkheidsrechten. Deze rechten benadrukken de bijzondere persoonlijke band die de maker met het werk kan hebben. Vanwege deze persoonlijke band zijn de persoonlijkheidsrechten niet overdraagbaar, maar enkel vatbaar voor vererving door middel van een testament. De maker heeft vier verschillende rechten waarmee hij zijn bijzondere band met het werk kan handhaven. Deze rechten staan opgesomd in art. 25 lid 1 Aw. Ten slotte heeft de Hoge Raad bepaald in het arrest Jelles/Zwolle dat de totale vernietiging van een auteursrechtelijk beschermd werk niet betekent dat er een inbreuk wordt gemaakt op een persoonlijkheidsrecht. Een totale vernietiging kan eventueel wel misbruik van recht opleveren of onrechtmatig zijn als het gaat om een werk waarvan er maar weinig exemplaren bestaan of als het een uniek werk betreft.

Bronnen en verwijzingen

J.H. Spoor, D.W.F. Verkade & D.J.G. Visser, Auteursrecht, naburige rechten en databankenrecht, Deventer: Kluwer 2005, p. 351-389.
Ch. Gielen (red.), Kort begrip van het intellectuele eigendomsrecht, Deventer: Kluwer 2007, p. 458-463.
Vzr. Rb. Groningen 10-09-2004, LJN: AR1050.

   [ + ]

1. Rechtbank Groningen, 10-09-2004, NJF 2004, 545.
2. Hoge Raad, 06-02-2004, C02/282HR, IER 2004, 19.