Donderdag 29 juni 2017

Internet & IPR: rechtsmacht bij onrechtmatige daad

Inleiding

In privaatrechtelijke zaken over verbintenissen uit onrechtmatige daad kan het voorkomen dat de zaak zich niet (volledig) afspeelt binnen de landsgrenzen van één bepaald land en/of dat partijen verschillende nationaliteiten bezitten. We hebben het dan over een internationale situatie. Denk bijvoorbeeld aan een botsing in Nederland tussen een Franse en een Duitse auto. Eén van de vragen die dan rijst, is die naar de rechterlijke bevoegdheid. Van welk land is de rechter bevoegd over de zaak te oordelen? Zoals we zullen zien, is dit mede afhankelijk van waar het schadebrengende feit en de schade zelf zich voordoen. Maar hoe zit dit wanneer de onrechtmatige daad zich via het internet heeft voorgedaan?

Het wettelijk kader

De Europese Unie heeft een aantal verordeningen betreffende het Internationaal Privaatrecht (IPR) afgekondigd die van toepassing zijn op internationale situaties om discrepanties te voorkomen. De rechtsmacht in burgerlijke en handelszaken volgt uit de verordening Brussel Ibis (art. 1).1 Omwille van de leesbaarheid van het stuk wordt de verordening niet bij elk artikel genoemd Deze verordening heeft voorrang op het nationale IPR van de lidstaten. 2De verordening heeft echter een beperkt formeel toepassingsgebied en geldt daarom alleen als de verweerder woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat. Zo niet, dan bepaalt het nationale recht van elke lidstaat afzonderlijk of de eigen rechter bevoegd is De rechtsmacht volgt uit art. 4: het gerecht van de lidstaat waar verweerder zijn of haar woonplaats heeft. Dit is de hoofdregel. Daarnaast geldt voor verbintenissen uit onrechtmatige daad een alternatieve bevoegdheid, namelijk voor het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen (art. 7 sub 2).

Uit het Kalimijnen-arrest 3 HvJ EG 30 november 1976, nr. C-21/76  volgt dat dit zowel de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of dreigt voor te doen (‘Handlungsort’), als de plaats waar de beweerde schade zich concreet voordoet (‘Erfolgsort’) kan zijn. Het gaat bij het ‘Erfolgsort’ niet om de plaats waar eiser stelt vermogensschade te hebben geleden, maar om de plaats waar de schade zich het eerst manifesteert, zijnde de plaats van de initiële of directe schade.

In het Shevill-arrest 4 HvJ EG 7 maart 1995, nr. C-68/93  , waarbij het ging om een onrechtmatige perspublicatie in een dagblad, is bepaald dat het gerecht van iedere plaats waar eiser stelt in zijn goede naam te zijn aangetast (‘Erfolgsort’), naast het gerecht van de plaats waar de uitgever gevestigd is (‘Handlungsort’), bevoegd is om over de schade in dat land te oordelen. Dit wordt ook wel het ‘mozaïek-principe’ genoemd, waarbij het dus niet om de volledige schade gaat, maar om de deelschade per land waarover de rechter van dat specifieke land mag oordelen.

Onrechtmatige daad via het internet

Mede aan de hand van bovenstaande regels bepaalt het Hof van Justitie (HvJ) van welk land de rechter in zulke situaties bevoegd is te oordelen over de zaak en over welk deel van de schade. Ook baseert het HvJ zich op de volgende drie arresten waarbij een onrechtmatige daad via het internet werd gepleegd in een internationale situatie.

eDate-Martinez 

In dit arrest ging het om de vraag welke rechter bevoegd is bij een schending van persoonlijkheidsrechten door op internet geplaatste content. In beide (gevoegde) zaken ging het om een internetpublicatie waarmee een inbreuk werd gepleegd op de persoonlijke levenssfeer van eiser. Het HvJ oordeelt dat naast de bevoegdheid op grond van art. 4 (woonplaats verweerder) gekeken moet worden naar de alternatieve bevoegdheid op grond van art. 7 sub 2. Aangezien het om een publicatie op internet gaat en niet in een dagblad zoals bij het Shevill-arrest het geval was, levert het toepassen van het mozaïek-principe moeilijkheden op. Het artikel is na publicatie namelijk onmiddellijk voor een onbepaald aantal mensen ter wereld beschikbaar en het is technisch niet altijd mogelijk om de verspreiding in een bepaald land in betrouwbare cijfers uit te drukken. Om deze reden oordeelt het HvJ dat bij een schending van persoonlijkheidsrechten via het internet geldt dat de gevolgen van een dergelijke publicatie het best kunnen worden beoordeeld door het gerecht van de plaats waar het beweerde slachtoffer het centrum van zijn belangen heeft. Dit zal doorgaans de gewone verblijfplaats van de eiser zijn. Dit gerecht mag oordelen over de volledige schade. Deze bevoegdheid geldt dus naast de bevoegdheid van de Handlungsort-rechter en het mozaïek-principe als ontwikkeld in het Shevill-arrest.5 HvJ EU 25 oktober 2011 nr. C-509/09 en C-161/10 

Wintersteiger

In dit arrest ging het om een inbreuk op een nationaal merk via een trefwoord in een zoekmachine op internet. Bij de Duitse Google had Products 4U een Adword gekocht, ‘wintersteiger’ (de naam van de concurrent), zodat wanneer er werd gezocht op ‘wintersteiger’ de site van Products 4U bovenaan kwam te staan bij de zoekresultaten. Ook in deze zaak wijst het HvJ op de alternatieve bevoegdheid op grond van art. 7 sub 2. Het HvJ oordeelt dat bij een merkinbreuk via een AdWord het gerecht van de plaats waar de adverteerder is gevestigd (de plaats waar het technisch proces waardoor de advertentie verschijnt is gestart: ‘Handlungsort’) en de plaats waar het merk is ingeschreven (‘Erfolgsort’) bevoegd is. Deze gerechten mogen oordelen over de volledige schade.6 HvJ EU 19 april 2012 nr. C-523/10 

Pinckney

In dit arrest ging het om een inbreuk op aan het auteursrecht verbonden vermogensrechten via het internet. Pinckney, woonachtig in Toulouse, bracht een LP uit met de groep Aubrey Small. Hij ontdekte dat een bedrijf uit Oostenrijk zonder zijn toestemming een CD had geproduceerd waar 12 nummers van Aubrey Small op stonden. Deze CD werd vervolgens via internet aangeboden en de bedrijven achter deze sites zaten in Engeland. Ook hier is weer de vraag hoe het zit met de alternatieve bevoegdheid op grond van art. 7 sub 2. Het HvJ oordeelt dat de rechter van een bepaalde lidstaat bevoegd is wanneer de eiser bescherming geniet onder het auteursrecht in die lidstaat en zich in die lidstaat het schadetoebrengende feit heeft voorgedaan of dreigt voor te doen (‘Handlungsort’). Dit gerecht mag oordelen over de volledige schade. Daarnaast is de rechter van elke lidstaat waar schade is geleden bevoegd om over de schade in dat land te oordelen (‘Erfolgsort’).7 HvJ EU 3 oktober 2013 nr. C-170/12 

Conclusie

We hebben gezien dat in internationale situaties het IPR uitwijst welke gerechten rechterlijke bevoegdheid bezitten. Op de hoofdregel bestaan een aantal uitzonderingen, onder meer voor verbintenissen uit onrechtmatige daad. Wanneer in een internationale situatie een onrechtmatige daad via het internet is gepleegd, bepaalt de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of dreigt voor te doen (‘Handlungsort’) en de plaats waar de beweerde schade zich concreet voordoet (‘Erfolgsort’) welke gerechten tevens over de zaak mogen oordelen. Wanneer de onrechtmatige daad via het internet is gepleegd zijn deze plaatsen vaak niet eenvoudig aan te wijzen. Uit de besproken jurisprudentie van het HvJ volgt hoe dit in dergelijke situaties gedaan moet worden en over welk deel van de schade de bevoegde gerechten mogen oordelen. Concluderend kunnen we stellen dat het internationale karakter van het internet het beantwoorden van de vraag omtrent de rechtsbevoegdheid aan de hand van het IPR tot een uitdaging maakt.

   [ + ]

1. Omwille van de leesbaarheid van het stuk wordt de verordening niet bij elk artikel genoemd
2. De verordening heeft echter een beperkt formeel toepassingsgebied en geldt daarom alleen als de verweerder woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat. Zo niet, dan bepaalt het nationale recht van elke lidstaat afzonderlijk of de eigen rechter bevoegd is
3. HvJ EG 30 november 1976, nr. C-21/76 
4. HvJ EG 7 maart 1995, nr. C-68/93 
5. HvJ EU 25 oktober 2011 nr. C-509/09 en C-161/10 
6. HvJ EU 19 april 2012 nr. C-523/10 
7.  HvJ EU 3 oktober 2013 nr. C-170/12