Dinsdag 24 april 2012

Informatiegrondrechten

In de Grondwet vinden we de informatiegrondrechten voornamelijk terug in artikel 7 (het recht op vrije meningsuiting), artikel 10 (het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer) en in artikel 13 (het recht op vertrouwelijke communicatie). In het jaar 2000 heeft de Commissie Franken een aantal voorstellen gedaan om de Grondwet aan te passen aan de nieuwe omstandigheden.

Complexiteit
Wat maakt de regels omtrent informatiegrondrechten nu zo complex? Om dit te bepalen moet er een onderscheid gemaakt worden tussen de technologische, juridische en maatschappelijke complexiteit.

Technologische complexiteit
De technologie heeft grote invloed. Onder meer door de komst van internet hebben de technologische ontwikkelingen zich de afgelopen decennia in versneld tempo voltrokken.

De ontwikkeling van de informatietechnologie werkt op indringende wijze door in het recht; klassieke begrippen en regels voldoen soms niet langer. Het streven is er op gericht om in het recht begrippen te ontwikkelen die zoveel mogelijk ‘technologie-neutraal’ zijn en daardoor minder snel verouderen als gevolg van nieuwe technologische ontwikkelingen.
De technologische ontwikkelingen hebben ook tot gevolg dat voor een goede toepassing van de wet in toenemende mate technische expertise is vereist.

Juridische complexiteit
Mede als gevolg van het streven naar technologieonafhankelijkheid van de normstelling blijken de wettelijke regels door hun onvermijdelijk open karakter, vaak moeilijk toepasbaar. Deels hangt de juridische complexiteit echter samen met factoren die daar los van staan. Samengevat wordt het regelgevingscomplex op het onderhavige terrein gekenmerkt door een veelheid aan rechtsbronnen, een ingewikkelde gelaagde structuur, een groot aantal actoren dat betrokken is bij de verdere ontwikkeling en toepassing van de wettelijke normen en, samenhangend met het laatste, het feit dat bij de toepassing van de wet een veelheid aan, vaak uiteenlopende, belangen in het geding is.
Er zijn verschillende internationale organisaties die rechtsnormen tot stand hebben gebracht, zoals de Raad van Europa (Verdrag van Straatsburg) en de Europese Unie (verschillende richtlijnen en verordeningen). De verhouding tussen de regels onderling is niet altijd duidelijk. Bovendien zijn er twee belangrijke Europese rechters die over geschillen oordelen.

Maatschappelijke complexiteit
Uiteraard vindt de totstandkoming van dergelijke regels of beslissingen niet in een vacuüm plaats. De maatschappij is constant in ontwikkeling.

Gevolgen
Uiteraard bieden de technische mogelijkheden ook oplossingen met betrekking tot de rechtshandhaving. Hier staat echter recht tegenover dat hiermee de privacy van burgers in het geding zal komen, terwijl die juist op basis van hun grondrechten beschermd dient te worden tegen inbreuken van overheden. Wel is de waardering van privacy door de jaren heen aan verandering onderhevig. Volledige anonimiteit is in het internettijdperk haast niet meer denkbaar. In samenhang hiermee lijken mensen ook steeds minder aan hun privacy te hechten. Dit resulteert in een terughoudende opstelling van de wetgever, zo blijkt ook uit de kabinetsnota “Wetgeving voor de elektronische snelweg”. Het zullen in de toekomst dan ook met name internationale verdragen en/of een aangepaste grondwet zijn die de wetgever door deze nieuwe materie gaan loodsen.

Voorstellen van de Commissie Franken
De voorstellen die de Commissie Franken heeft gedaan om de informatiegrondrechten in de Grondwet beter te verwoorden zijn dan ook niet al te ingrijpend. Artikel 7, 10 en 13 GW verdienen volgens de Commissie enkele aanvullingen of veranderingen, zodat ook technische middelen er onder vallen. De nieuwe formulering in artikel 7 zou moeten luiden: “Ieder heeft het recht vrij zijn mening te uiten.” Deze formulering is breed genoeg om ook nieuwe ontwikkelingen niet buiten te sluiten.

Artikel 10 wordt nauwelijks veranderd; nieuw in het advies is dat ook de opslag van persoonlijke gegevens op computersystemen hieronder zouden moeten vallen.

De voorstellen ten aanzien van artikel 13 zijn het meest verregaand. Zo gaat het niet meer over het briefgeheim, maar over het recht vertrouwelijk te communiceren. Ook dit artikel is dus niet meer techniek afhankelijk. Daarbij zijn de toegestane beperkingen van dit recht aangepast aan het EVRM en de jurisprudentie van het Europese Hof . Bovendien wordt er een nieuw artikel voorgesteld met betrekking tot het recht op toegang tot overheidsinformatie. Overigens blijkt uit de jurisprudentie van het EHRM dat art. 10 EVRM, het recht op vrijheid van meningsuiting, onder bepaalde omstandigheden ook het recht op overheidsinformatie behelst. De Commissie achtte destijds de tijd echter nog niet rijp voor een toevoeging met betrekking tot ‘gewone’ informatie ofwel een recht op toegang tot internet.

Tot actie van de wetgever hebben de conclusies van de Commissie Franken echter nooit geleid; in 2004 heeft de Raad van State de plannen in de ijskast gezet. Tot op heden zijn er dan ook nog geen veranderingen aangebracht.