Maandag 25 augustus 2014

Het tekeningen- en modellenrecht

Het tekeningen- en modellenrecht (kortweg: modellenrecht) beschermt de uiterlijke vormgeving van een voortbrengsel. Er bestaat Benelux-modellenrecht en Europees modellenrecht, ook wel het Gemeenschapsmodellenrecht genoemd. De inhoud van deze rechten is vrijwel gelijk, maar het Gemeenschapsmodellenrecht strekt zich uit over het hele grondgebied van de EU, terwijl het Benelux-modelrecht slechts bescherming verleent voor het grondgebied van de Benelux.

Het uiterlijk van een model wordt zowel door het driedimensionale aspect (de ruimtelijke vormgeving) als door het tweedimensionale aspect (de tekening) bepaald. 1C.J.J.C. van Nispen/J.L.R.A. Huydecoper/T. Cohen Jehoram, Industriële Eigendom – Deel 3: Vormen, namen en reclame, Deventer: Kluwer 2012 p. 48. Als het de tekening is die het model zijn eigen karakter geeft, is niet de tekening zelf beschermd, maar het voortbrengsel dat daardoor een eigen karakter krijgt. 2Als bijvoorbeeld het patroon van een gordijn wordt overgenomen op een kast, kan daar vanuit het modellenrecht niet tegen opgetreden worden. Er is mogelijk wel auteursrechtelijke bescherming van het patroon. Ch. Gielen (red.), Kort begrip van het intellectuele eigendomsrecht, Deventer: Kluwer 2011 p. 148.

Eisen aan het model om beschermd te kunnen worden
Het model moet nieuw zijn en een eigen karakter hebben (art. 3.1 lid 1 Benelux Verdrag Intellectuele Eigendom: hierna BVIE). Dit komt erop neer dat de totaalindruk die het model maakt moet verschillen van andere soortgelijke voortbrengselen die al voor het publiek beschikbaar zijn, ook wel ‘vormgevingserfgoed’ genoemd (art. 3.3 lid 1 BVIE). Of er een andere totaalindruk is, wordt beoordeeld vanuit het perspectief van de ‘ingewijde in de betrokken sector’ (art. 3.2 lid 3 BVIE). Deze gebruiker is in hoge mate aandachtig, maar heeft geen bijzondere technische kennis. 3Hof van Justitie EU, 20 oktober 2011, PepsiCo & Grupo v BHIM Afhankelijk van wat gebruikelijk is in de betrokken sector zal de ingewijde de modellen rechtstreeks naast elkaar leggen of slechts indirect vergelijken. Hoe minder vrijheid de ontwerper heeft bij het maken van het model, hoe eerder aangenomen wordt dat het model een eigen karakter heeft. De mate van eigen karakter van het model, is van invloed op de beschermingsomvang. Dit wordt hierna verder besproken.

Uitzonderingen
Alleen de bij normaal gebruik zichtbare elementen worden beschermd. Reparatie en onderhoud valt niet onder normaal gebruik; de motor van een auto wordt bijvoorbeeld niet beschermd. De motor van een auto zal ook niet snel voor modelrechtelijke bescherming in aanmerking komen omdat het uiterlijk daarvan technisch bepaald is (art. 3.2 lid 1 sub a BVIE). Daar is het octrooirecht voor bedoeld. Verbindingselementen worden ook niet beschermd, deels omdat die grotendeels technisch bepaald zijn, maar vooral omdat men de markt voor reparatieonderdelen, met name auto’s, concurrerend wil houden. Een modulair systeem, zoals steigerbouwsystemen of lego, is weer een uitzondering op de uitzondering (art. 3.2 lid 1 sub a en 3.2 lid 2 BVIE) en wordt dus wél beschermd.

Beschermingsomvang
In het Apple/Samsung arrest 4Hoge Raad, 31 mei 2013, Apple v Samsung ECLI:NL:HR:2013:BZ1983 NJ 2014/193. heeft de Hoge Raad bepaald dat de beschermingsomvang van een model afhangt van de mate waarin het zich onderscheidt van het vormgevingserfgoed en dat de beschermingsomvang in ieder geval niet groter kan zijn dan de afstand die het model tot dat vormgevingserfgoed heeft. In iedere procedure over een mogelijke inbreuk op een modelrecht, zullen de partijen dus heel goed onderzoek naar het vormgevingserfgoed moeten doen.

Aanvraag en inschrijving
Het modelrecht bestaat pas als het is ingeschreven bij het Benelux-Bureau Intellectuele Eigendom of het Europese Harmonisatiebureau voor de Interne Markt. Een Beneluxmodel inschrijven kost ongeveer €108, een Gemeenschapsmodel €350. 5Rechten en vergoedingen Benelux-Bureau Intellectuele Eigendom per 1 oktober 2013 en Brochure Harmonisatiebureau voor de Interne Markt. De beide bureaus bekijken enkel of het model niet in strijd is met de openbare orde of de goede zeden. 6Zie Ch. Gielen (red.), Kort begrip van het intellectuele eigendomsrecht, Deventer: Kluwer 2011 p. 164. Inschrijving geeft dus geen zekerheid dat het voortbrengsel daadwerkelijk beschermd is, de inschrijving kan altijd later nog vernietigd worden (art. 3.23 BVIE). In een inbreukzaak wordt daar dan ook vaak een beroep op gedaan. Ook wordt dan vaak betoogd dat als het model al beschermd is, de afstand tot het vormgevingserfgoed heel klein is en de beschermingsomvang dus ook.

Als het model beschikbaar is geweest voor het publiek en de potentiële modelrechthebbende nog geen aanvraag heeft gedaan, zou zijn model eigenlijk niet meer nieuw zijn en een eigen karakter hebben. Artikel 3.3 lid 4 sub a BVIE geeft de potentiële rechthebbende 12 maanden de tijd om zijn model alsnog in te schrijven.

Het modelrecht wordt voor 5 jaar gegeven en kan daarna, weer tegen betaling, 4 keer verlengd worden tot een maximale duur van 25 jaar.

Niet-ingeschreven gemeenschapsmodel
De Gemeenschapsmodellenverordening geeft automatisch, zonder dat een inschrijving nodig is, een modelrecht aan alle voortbrengsels die aan het publiek beschikbaar zijn gesteld, nieuw zijn en een eigen karakter hebben (uiteraard gelden de hiervoor vermelde uitzonderingen ook hier). De bescherming dat dit recht biedt is maximaal 3 jaar. Het is wel iets moeilijker om te bewijzen dat iemand inbreuk maakt op het niet-ingeschreven gemeenschapsmodel, omdat de modelrechthebbende moet bewijzen dat de inbreukmaker het model van hem heeft nageaapt. Dat hoeft bij het gewone modelrecht niet.

Inbreuk
Als er een model op de markt gebracht wordt dat veel op het (ingeschreven) model lijkt, kan de modelrechthebbende een inbreukprocedure starten. Niet het daadwerkelijk verhandelde product van de modelrechthebbende wordt vergeleken met het product van de inbreukmaker, maar de inschrijving. Het daadwerkelijk verhandelde product kan wel ter illustratie in aanmerking genomen worden door de rechter. 7Hof van Justitie EU, 20 oktober 2011, PepsiCo & Grupo v BHIM r.o. 73. Op het daadwerkelijke product zou de modelrechthebbende een niet-ingeschreven gemeenschapsmodelrecht of een auteursrecht kunnen hebben, maar dan moet het model/werk zich wel voldoende onderscheiden van de inschrijving.

De hiervoor genoemde regel over de beschermingsomvang heeft tot gevolg dat de modelrechthebbende die veel van dezelfde soort modellen inschrijft, een minder grote beschermingsomvang heeft.

Toegevoegde waarde van het modellenrecht?
De uiterlijke vormgeving van voortbrengsels werd in Nederland vóór de introductie van het modellenrecht al beschermd door het auteursrecht en het zogenaamde ‘slaafse nabootsingsrecht’, dat eenieder verbiedt om ‘nodeloos verwarrend’ een product na te maken. Daarnaast worden sommige modellen ook nog door het merkenrecht beschermd.

Het auteursrecht in combinatie met het slaafse nabootsingsrecht geeft in de praktijk bijna dezelfde (of meer) bescherming aan de maker van een model. Twee dingen lijken in het voordeel te zijn van een modelrechthebbende. Bij het auteursrecht moet de rechthebbende bewijzen dat de inbreukmaker zijn werk heeft ontleend. Bij het ingeschreven modellenrecht hoeft dat niet. Of dat in de praktijk veel uitmaakt is nog maar de vraag. 8Mede vanwege het tegemoetkomen van de rechter bij dit bewijs, zie HR 29 november 2002 LJN AE8456, NJ 2003/17 (Una Voce Particolare). Het zou ook kunnen dat de bescherming van het modellenrecht minder snel ‘verwatert’ dan bij het auteursrecht. Verwatering betekent dat de beschermingsomvang minder groot wordt naarmate het model langer op de markt is en elementen ervan worden overgenomen in andere producten. Maar de grootste toegevoegde waarde van een modelrecht lijkt te zijn dat er mee ‘gewapperd’ kan worden. 9Het Gemeenschapsmodellenrecht zorgt er wel voor dat je een recht hebt in de hele Europese Unie, dat je misschien ook zou hebben op basis van het auteursrecht, maar dat is onzekerder vanwege uiteenlopende stelsels. Een heuse modelinschrijving met afschrift maakt meer indruk dan een beroep op een auteursrecht.

Conclusie
Het tekeningen- en modellenrecht beschermt de uiterlijke vormgeving van voortbrengselen. Voor een maximale beschermingstermijn van 25 jaar moet het ingeschreven worden, voor een korte bescherming van 3 jaar hoeft dat niet. Het model wordt alleen beschermd als het nieuw is en een eigen karakter heeft. Het wordt niet méér beschermd dan dat het verschilt van het vormgevingserfgoed. Voor de vraag of een later model inbreuk maakt op een eerdere, is het vinden van eerdere soortgelijke modellen dus heel belangrijk. De toegevoegde waarde van het modellenrecht naast het auteursrecht en het slaafse nabootstingsrecht lijkt niet heel groot te zijn.

   [ + ]

1. C.J.J.C. van Nispen/J.L.R.A. Huydecoper/T. Cohen Jehoram, Industriële Eigendom – Deel 3: Vormen, namen en reclame, Deventer: Kluwer 2012 p. 48.
2. Als bijvoorbeeld het patroon van een gordijn wordt overgenomen op een kast, kan daar vanuit het modellenrecht niet tegen opgetreden worden. Er is mogelijk wel auteursrechtelijke bescherming van het patroon. Ch. Gielen (red.), Kort begrip van het intellectuele eigendomsrecht, Deventer: Kluwer 2011 p. 148.
3. Hof van Justitie EU, 20 oktober 2011, PepsiCo & Grupo v BHIM
4. Hoge Raad, 31 mei 2013, Apple v Samsung ECLI:NL:HR:2013:BZ1983 NJ 2014/193.
5. Rechten en vergoedingen Benelux-Bureau Intellectuele Eigendom per 1 oktober 2013 en Brochure Harmonisatiebureau voor de Interne Markt.
6. Zie Ch. Gielen (red.), Kort begrip van het intellectuele eigendomsrecht, Deventer: Kluwer 2011 p. 164.
7. Hof van Justitie EU, 20 oktober 2011, PepsiCo & Grupo v BHIM r.o. 73.
8. Mede vanwege het tegemoetkomen van de rechter bij dit bewijs, zie HR 29 november 2002 LJN AE8456, NJ 2003/17 (Una Voce Particolare).
9. Het Gemeenschapsmodellenrecht zorgt er wel voor dat je een recht hebt in de hele Europese Unie, dat je misschien ook zou hebben op basis van het auteursrecht, maar dat is onzekerder vanwege uiteenlopende stelsels.